De ruimte van verschijnen
Reflecties
Reflecties
4 min

De politieke dimensie van het bemiddelingsgesprek

4 min

Onbekend maakt onbemind – en zo vergaat het ook de politieke dimensie van de bemiddelingspraktijk. Nochtans is het bemiddelingsgesprek misschien wel het beste voorbeeld van een politiek gesprek.

Het politieke

In de filosofie wordt met “het politieke” verwezen naar een symbolische ruimte waarin mensen in alle vrijheid kunnen verschijnen en spreken over een zaak van gedeeld belang – en dat in het aanschijn van elkaar. Het gaat hier dus niet over partijpolitiek of over instituties van de staat, hoewel die natuurlijk wel nodig zijn om het politieke in een samenleving mogelijk te maken. Het politieke handelen wordt gezien als de kern van menselijke vrijheid: het is een manier om verschil tot leven te doen komen in authentiek spreken.

Dat is spannend, want elk handelen - spreken in vrijheid - is onherroepelijk. Wie in vrijheid spreekt – en wie dus in de publieke ruimte verschijnt – zet met elke handeling een proces in gang dat niet te beheersen of te sturen valt – niet qua richting, niet qua omvang en niet qua duur. Dit onomkeerbare en onvoorspelbare karakter van handelen is de wezenlijke essentie van de vrijheid zelf.

Vrijheid vraagt niet alleen moed – volgens Hannah Arendt kan ze alleen maar bestaan dankzij twee bijzondere vormen van handelen: beloven en vergeven. Vergeving herstelt relaties die door de onvoorspelbaarheid van het handelen beschadigd zijn geraakt. Beloven biedt daarentegen een tijdelijke vorm van voorspelbaarheid: het is een daad waarbij men zich aan de ander verbindt om toekomstige onvoorspelbaarheid het hoofd te kunnen bieden. Vrij spreken en handelen zijn onmogelijk zonder beloven en vergeven: eilanden van zekerheid in de woelige wateren van de ware vrijheid.

De ruimte voor verschijnen verwijst naar de situatie waarin mensen elkaar ontmoeten in spreken en luisteren. Deze ruimte bestaat niet vooraf als een fysieke locatie, maar ontstaat telkens mensen zich tot elkaar richten en elkaars aanwezigheid erkennen. Het verschijnen gebeurt doordat iemand een uitspraak doet en iemand anders antwoordt: in die wederkerigheid wordt een gedeelde wereld zichtbaar.

Elk gesprek gebeurt in een kader; anders is het gesprek geen gesprek, maar vrijblijvend gewauwel. Dat kader komt met regels voor de interpretatie van wat er wordt gezegd. Wie die regels bepaalt, heeft de macht over het gesprek: hij bepaalt wat gezegd kan worden en wat niet. In de politieke ruimte wordt om die macht gestreden met het woord – de logos. Elk kader is tijdelijk en afhankelijk van de bereidheid van de deelnemers om het te respecteren. Het blijft bestaan zolang het wederkerig wordt erkend, en het verdwijnt zodra één partij de ruimte verlaat. Het politieke spreken vereist dat iedereen gelijke toegang heeft tot de ruimte van verschijnen. Daarbij is het wenselijk dat iedereen waarachtig en eerlijk spreekt.

Bovenstaande komt tot leven in de praktijk van het bemiddelingsgesprek als een gemeenschappelijke vrije keuze om op een specifieke manier met elkaar in gesprek te gaan. Het bemiddelingsprotocol vormt daarbij de noodzakelijke voorwaarde om de principes van vrije toegang tot de ruimte, waarachtigheid en eerlijkheid tot leven te doen komen. Het protocol werkt als een dam tegen discursieve dominantie: door het protocol te aanvaarden, geven de partijen de macht over de vorm van het gesprek uit handen aan de gedeelde, vooraf vastgelegde regels die gelijke toegang moeten garanderen.

Het bemiddelingsgesprek

Zelfs in het geval van bemiddeling zoals bedoeld in het gerechtelijk wetboek en de deontologische code van de bemiddeling, heeft het protocol meer dan een juridische waarde, een belangrijke symbolische en rituele waarde.  Het denken van de sociale en politieke filosofie toepassen op de essentie van het bemiddelingsprotocol, maakt het belang er alleen maar groter van.

Een eerste consequentie van deze oefening, is de invulling die het begrip “vertrouwelijkheid” krijgt. In de context van de bemiddeling volgens het Gerechtelijk Wetboek heeft de vertrouwelijkheidsclausule tot gevolg dat stukken die tijdens de bemiddeling tot stand kwamen, niet mogen worden gebruikt in een eventuele procedure, mocht de bemiddeling niet tot een akkoord leiden. Maar de filosofie van de vertrouwelijkheid gaat nog een stuk verder als ze wordt toegepast op elke uitspraak die tijdens het bemiddelingsgesprek wordt gedaan: dan ontstaat een ruimte waarin mensen zich vrij kunnen voelen om het gladde ijs te betreden en te gaan experimenteren.

De politieke invulling van vrijheid betekent niet alleen dat mensen vrijwillig deelnemen aan het proces: het proces zelf is een noodzakelijke voorwaarde voor vrijheid. Mensen kunnen maar tot betekenisgeving komen dankzij de ander; we kunnen maar vrij zijn naarmate we elkaar wederkerig in die vrijheid erkennen. Zo wordt het bemiddelingsgesprek een gesprek waarin verschil tot spreken komt.

Het volgt daarbij een Hegeliaanse dialectiek: het bemiddelingsgesprek maakt de particuliere standpunten zichtbaar. In de wederkerige erkenning van die particuliere standpunten, ontstaat een singulariteit: een positie waarin het particuliere zichzelf kan zien als een individu dat vrij deelneemt aan het gesprek,, omdat het door de ander als vrij wordt erkend. Deze dialectiek maakt het mogelijk om uit de beknelling van het conflict te komen: de erkenning van het verschil wordt een gedeelde basis voor een nieuw begin.

Ook de derde noodzakelijke randvoorwaarde – de verantwoordelijkheid – krijgt vanuit dit filosofische perspectief een nieuwe dimensie. Verantwoordelijkheid gaat verder dan het aangaan van een engagement voor het vinden van een oplossing voor een dispuut. Ze strekt zich uit tot de ander – en meer bepaald tot diens integriteit. De morele grond voor ethisch spreken kan fenomenologisch worden gezocht in het recht op zelfregulatie. Dankzij taal kunnen zelfregulerende processen op het niveau van autoregulatie, coregulatie en zingeving onder de noemer van emoties, gevoelens en gedachten worden gedeeld. Ze worden door diezelfde taal beïnvloed. Verantwoordelijkheid verwijst dan in de eerste plaats naar de gedeelde zorg voor de intersubjectiviteit waarin die taal wordt uitgewisseld.

Waar veel bemiddelaars, vertrouwenspersonen en PAPSY’s het bemiddelingsprotocol als een drempelverhogende factor zien, gaan ze voorbij aan de filosofische dimensie die impliceert dat de deelnemers met het zetten van hun handtekening de vrijheid herwinnen die hen door de onmogelijkheid van het gesprek werd ontnomen. Met het zetten van hun handtekening verklaren ze zich akkoord met de inrichting van de symbolische ruimte waarin ze vanuit de erkenning van elkaar vrij kunnen beslissen hoe ze zich willen verhouden tot een zaak van gemeenschappelijk belang.

Het invullen en ondertekenen van het protocol wordt zo een inwijdingsritueel dat niet alleen een eerste stap zichtbaar maakt, maar vooral duidelijk maakt dat de eerste voorwaarde voor een echt gesprek werd vervuld: de wederzijdse erkenning van vrije, eerlijke en zoekende mensen rond een zaak van gedeeld belang.

Categorieën