Ontaligheid
Reflecties
Reflecties
3 min

Als de ervaring zonder woorden blijft

3 min

Psychologische stoornissen worden meestal verklaard vanuit biologische of individuele factoren: een genetische kwetsbaarheid, een verstoorde neurotransmitterbalans, een trauma, een moeilijke jeugd. Andere theorieën leggen de nadruk eerder op de sociale context en op factoren als armoede, uitsluiting, instabiele relaties.
De vraag die zou kunnen worden gesteld, is in welke mate psychisch lijden in verband kan worden gebracht met een tekort aan taalvermogen.

Een onzichtbare gevangenis

Deze vraag vertrekt vanuit het idee dat taal niet alleen een middel tot communicatie is, maar de structuur vormt waarbinnen ons voelen, denken en spreken tot leven komen. Taal geeft de werkelijkheid mee vorm. Ze bepaalt wat denkbaar is, wat gevoeld kan worden en wat met anderen kan worden gedeeld. Zoals Wittgenstein schreef: “De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.”

Wanneer mensen geen taal hebben voor wat ze voelen en geen woorden kunnen geven aan hun ervaringen van onrust, twijfel, schaamte of verlangen, blijven die ervaringen opgesloten in een ontalige, ongedifferentieerde staat. Ze worden wel gevoeld, maar kunnen niet worden geïntegreerd in het verhaal dat iemand over zichzelf vertelt. Wat niet benoemd kan worden, blijft vreemd. En wat vreemd blijft, voelt vaak bedreigend.

In die zin raken mensen gevangen achter de tralies van de taal: hun innerlijke beleving zoekt een manier om zich uit te kunnen drukken, maar kan er geen vorm aan geven. Er ontstaat een kloof tussen wat mensen in zich ervaren en datgene wat ze naar buiten kunnen brengen. In plaats van herkenning en verbinding, botsen ze op stilte of onbegrip. Dat leidt tot conflicten - met het zelf en met de ander.

In de klinische psychologie wordt dat “entrapment” genoemd: het besef opgesloten te zitten in een ondraaglijke toestand zonder perspectief. Meestal verwijst men daarmee naar uiterlijke omstandigheden of dwingende relaties, maar even vaak gaat het om een innerlijke gevangenschap: het ervaren van emoties en gedachten waar geen woorden en taal aan kan worden gegeven. In dat licht kan taalarmoede worden opgevat als een vorm van innerlijke entrapment: gevoelens blijven circuleren zonder verwoord te geraken. De mens is tegelijk gevangene én cipier van zijn eigen onvermogen tot articulatie.

Toch verdient deze gedachte enige nuance. Onderzoek wijst uit dat taalarmoede en psychisch lijden vaak samen voorkomen, maar de richting van dat verband is minder duidelijk. Psychisch lijden kan de taal ook doen verarmen: wie depressief is, verliest vaak woorden en nuance. Er is altijd een wisselwerking tussen taal, ervaring en context.

Van betekenisverlies naar medicalisering

Zonder gedeelde taal ontstaat er een breuk tussen binnen- en buitenwereld. Gevoelens krijgen geen bevestiging van buitenaf, en het subject gaat aan zichzelf twijfelen. “Als ik niet kan uitleggen wat ik voel, en niemand anders lijkt dit te kennen, dan ligt het misschien wel aan mij.” Het is een kleine stap van vervreemding naar zelfveroordeling - van innerlijke entrapment naar psychisch lijden.

Wat in wezen een tekort aan taal en betekenisverlening is, wordt dan geïnterpreteerd als een psychologisch probleem. Symptomen worden gemedicaliseerd. Emotionele verwarring krijgt een label. De existentiële leegte die voortkomt uit het verlies aan symbolische bemiddeling wordt benoemd als depressie, angststoornis of persoonlijkheidsproblematiek.
Daarmee wordt niet het gebrek aan taal, maar het individuele zelf als probleem gezien. Het samenleven draagt niet meer bij aan het geven van betekenis aan de ervaring; het categoriseert onuitspreekbare ervaringen onder de noemer van een diagnose.

De gevolgen van emotionele taalarmoede

Taalarmoede is niet alleen een individueel probleem. Ze raakt aan de kern van hoe een cultuur omgaat met innerlijkheid. In samenlevingen waar gevoelens gereduceerd worden tot functionele categorieën als “het is druk,” “ik ben overprikkeld,” of “ik ben niet in balans”, verdwijnen de woorden voor de complexiteit van de affectueuse en de emotionele ervaringswereld. Het verschil tussen droefheid en melancholie, tussen hoop en verlangen, tussen machteloosheid en rouw, wordt vlak en vaag.

Zonder die taal verarmt ook de ervaring van het zelf. Zelfreflectie veronderstelt woorden om nuances in het zelf van elkaar te kunnen onderscheiden. Wie enkel “stress” of “paniek” kent als naam voor alles wat vreemd voelt, verliest het contact met de complexe ervaring van het leven zelf. Wat onbenoembaar blijft, is moeilijk te dragen.

Een collectief verlies

Omdat taal cultureel en sociaal wordt overgedragen, is dit tekort intergenerationeel overdraagbaar. Als ouders geen woorden hebben om hun gevoelens te benoemen, geven ze ook geen taal door aan hun kinderen. Wat niet uitgesproken wordt, verdwijnt. De verhalen die vroeger troost boden of richting gaven, raken verloren. Zo ontstaat niet alleen taalarmoede, maar cultuurarmoede: een collectieve verarming van morele, emotionele en symbolische bronnen.

Psychisch lijden is dan niet langer een individueel falen, maar een teken van iets groters: een samenleving die haar vermogen verliest om het innerlijke leven te benoemen, te dragen en te delen.

Herstel begint bij taal

Als deze hypothese klopt, dan ligt de sleutel tot herstel niet enkel in therapie of medicatie, maar in iets fundamentelers: het vinden van taal. Niet als technische vaardigheid, maar als existentiële mogelijkheid om zich ten volle te kunnen uiten. Dat vraagt een houding en woorden die ruimte maken voor verschil, voor ambiguïteit en voor gevoeligheid en die verbinding mogelijk maken - met onszelf, met de wereld en met elkaar.

Categorieën