Bemiddelen is niet per sé bemiddelen

Spelregels voor het bemiddelingsgesprek


Bemiddeling wordt vaak begrepen als een neutrale tussenkomst tussen twee partijen die het oneens zijn. Maar wie met conflicten werkt, weet dat een oppervlakkige dialoog zelden volstaat. Dat mensen bij elkaar zitten, betekent nog niet dat ze tot elkaar kunnen spreken. Dat er woorden vallen, betekent nog niet dat er geluisterd wordt.

“Bemiddelen” is niet zomaar bemiddelen. Het is pas werkelijk bemiddeling wanneer het gesprek gedragen wordt door een heldere structuur die psychologische veiligheid en redelijkheid waarborgt. In die structuur speelt het conflictoplossend gesprek een sleutelrol als de dragende kern van bemiddeling als conflictoplossende praktijk.

Het conflictoplossend gesprek als fundament

Het conflictoplossend gesprek ís de basis van bemiddeling. Wat bemiddeling effectief maakt, is niet haar juridische vorm of procedurele inkadering, maar het gedeelde commitment aan een gesprek waarin ruimte bestaat voor redelijkheid, psychologische veiligheid en relationeel herstel. Wanneer dat kader ontbreekt, wordt “bemiddeling” niet meer dan een gesprek in de marge — zonder bescherming, zonder richting, zonder verantwoordelijkheid.

Tussen veiligheid en verantwoordelijkheid

In veel conflicten ligt het probleem niet bij de feiten, maar bij de relatie. Of nog preciezer: bij het onvermogen om die relatie op een respectvolle en evenwaardige manier bespreekbaar te maken. In het conflictoplossend gesprek krijgt dat relationele aspect een centrale plaats.

De facilitator zorgt voor een symbolische gespreksruimte waarin elke deelnemer aan het gesprek vrij kan spreken – op welke manier ze zich ook tot elkaar verhouden. Het einddoel is niet het toekennen van gelijk maar concrete afspraken over de manier waarop het verschil een plaats kan krijgen in een hertekende relatie. Dat vraagt een respectvolle omgang met elkaar en dat argumenten niet oneigenlijk worden gebruikt. De facilitator zorgt voor een structuur met bijzondere aandacht voor het verband tussen taal en psychologische veiligheid.

Het gesprek als onthulling

Een conflictoplossend gesprek is een proces waarin onderliggende intenties zorgvuldig worden ontrafeld. Vaak zijn die intenties verhuld door redeneringen, strategisch taalgebruik of verwijzingen naar formele posities. Toch is het precies die laag — de laag van bedoelingen, belangen en positioneringen — die zichtbaar moet worden om tot werkelijke dialoog te komen.

Zodra intenties expliciet op tafel liggen, worden ze bespreekbaar. En eens ze bespreekbaar zijn, ontstaat er ruimte: ruimte waarin elke partij in volle vrijheid kan kiezen hoe ze zich wil verhouden tot wat zichtbaar is geworden. Dán pas wordt autonomie werkelijk mogelijk.

Het gesprek legt ook bloot welke machtsstructuren — informeel of formeel — de interactie kleuren, en hoe ze subtiel sturen of verbloemen wat eigenlijk aan de orde is. Hier ligt een fundamentele opdracht voor de facilitator: erop toezien dat alles wat bepalend is, ook daadwerkelijk uitgesproken wordt. 

De facilitator is daarin niet neutraal in de klassieke zin van het woord. Zijn neutraliteit ligt niet in afzijdigheid, maar in trouw aan de ruimte. Hij neemt geen standpunt in, maar brengt zichzelf in als hoeder van de gespreksruimte en van het verloop van het gesprek. Die ruimte werd vooraf gedeeld en aanvaard: iedereen heeft ingestemd met de spelregels die de fundamenten van het conflictoplossend gesprek moeten bewaken: de veiligheid, het relationele evenwicht en het gebruik van correcte argumenten. De facilitator bewaakt niet de uitkomst, maar de condities waaronder van een gesprek sprake kan zijn. 

Spelregels als beschermende structuur

Bij aanvang van het gesprek worden duidelijke spelregels afgesproken. Die gelden zowel op het betrekkingsniveau (hoe mensen met elkaar omgaan) als op het inhoudsniveau (hoe er geredeneerd en gesproken wordt).

Op betrekkingsniveau:

• Alle deelnemers erkennen elkaars bekwaamheid en gelijkwaardigheid. Zo ontstaat een gesprek op basis van respect en wederzijdse geldigheid, los van positie of status.

• Formele of informele machtsverhoudingen worden opgeschort: het gezagsargument geldt niet. Argumenten worden beoordeeld op hun inhoud, niet op wie ze uitspreekt.

• Iedereen is vrij om elke redenering in te brengen waarvoor hij verantwoordelijkheid wil en kan nemen. Wat wordt ingebracht, moet authentiek zijn en gedragen worden door de spreker zelf – niet door een argument als “ik ben niet de enige die dat vindt”.

Tegelijk worden ad hominem-argumenten, categorisering, medicalisering en banalisering uitgesloten. Waarden en normen maken deel uit van de psychologische integriteit van een persoon, en worden als dusdanig gerespecteerd.

Op inhoudsniveau:

• Redeneringen moeten geldig zijn of geldig gemaakt kunnen worden. Alleen logisch consistente redeneringen dragen bij aan een eerlijk en toetsbaar gesprek.

• Drogredenen worden benoemd en besproken. Onzuivere argumentatie wordt niet genegeerd maar expliciet gecorrigeerd om misleiding te voorkomen.

• Interpretaties van begrippen worden expliciet afgestemd. Gesprekspartners verduidelijken wat ze bedoelen om misverstanden en semantische verwarring te vermijden.

• Enkel wat uit het gesprek voortvloeit telt als conclusie. Alles wat tijdens het gesprek werd ingebracht, blijft binnen de context van het gesprek. Uitspraken worden niet buiten hun context hergebruikt, zodat vertrouwen en openheid gewaarborgd blijven.

De facilitator bewaakt ook de interne logica van elk discours. Nieuwe redeneringen worden niet onverwachts ingebracht, en wat nog openstaat, wordt als zodanig benoemd. Elke deelnemer spreekt tot de ander, niet over de ander.

Mandaat en begrenzing

De facilitator draagt een vorm van gezag die niet gebaseerd is op macht, maar op vertrouwen. Deelnemers engageren zich vrijwillig om het gespreksreglement te respecteren. Bij onenigheid over de toepassing ervan stopt het gesprek — of wordt het verdergezet onder begeleiding van een andere facilitator.

Dit engagement zorgt ervoor dat conflicten besproken kunnen worden zonder onderliggende machtsstrijd, binnen een gedeeld kader. Zo verschuift de focus: weg van het conflict over het conflict, terug naar de essentie.

“Bemiddelen” vergt structuur, moed en precisie

Wanneer de gespreksstructuur niet expliciet bewaakt wordt, nemen onderliggende machtsstructuren het gesprek over — vaak onbewust, maar niet zonder gevolgen. Wie bemiddelt, neemt dus niet enkel plaats tussen twee partijen: hij nodigt de gesprekspartners uit in een ruimte die symbool staat voor agonistische strijd: een plaats waar verschil tot uitdrukking mag komen zonder dat het hoeft te worden uitgewist, waar botsende overtuigingen naast elkaar kunnen bestaan – waar het gesprek niet draait om overwinning maar om betekenisvolle afstemming onder voorwaarden van gelijkwaardigheid en het nemen van verantwoordelijkheid.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *