
Hoe bemiddelen wanneer er macht in het spel is?
Bemiddeling wordt vaak voorgesteld als een neutraal proces. Twee partijen gaan in gesprek, ondersteund door een derde die geen belang heeft, en dus geen sturing geeft. Maar in de praktijk is de situatie zelden zo symmetrisch. Sommige conflicten ontstaan of verergeren precies omdat er machtsverschillen meespelen. En dan wringt het: bemiddeling veronderstelt gelijkwaardigheid, maar de realiteit biedt die niet.
Wat als één van beide partijen formeel meer zeggenschap heeft dan de ander? Of als er angst is om iets te zeggen? Wat als het conflict niet alleen draait om communicatie, maar om wie mag spreken, wie geloofd wordt of wie zich moet verantwoorden?
Macht zit ook in taal
Macht is zelden neutraal aanwezig. Ze zit niet enkel in functietitels of verantwoordelijkheden, maar ook in hoe een gesprek gevoerd wordt: wie neemt het woord en wie luistert? Wat mag gezegd worden en wat niet? Hoe gaat iedereen om met kritiek?
Denk aan een medewerker die kritiek uit op een leidinggevende, maar in datzelfde gesprek afhankelijk blijft van diens goedkeuring. Of aan een vertrouwenspersoon die bemiddelt in een organisatie waar de machtsstructuur zélf mee aan de basis ligt van het conflict. Of aan een teamlid dat zich onveilig voelt, maar zwijgt om de teamspirit niet te ondermijnen.
Zodra een bemiddelaar in zo’n situatie doet alsof er sprake is van een gelijk speelveld, wordt het conflict herleid tot een misverstand. De machtsstructuur blijft buiten beeld – en blijft dus ook intact.
De valkuil van verbindende neutraliteit
In bemiddelingsopleidingen leer je dat je neutraal moet blijven. Maar neutraliteit is niet hetzelfde als onzichtbaarheid. Wie krampachtig probeert om iedereen ‘evenveel ruimte’ te geven, ziet vaak niet hoe ongelijk die ruimte verdeeld is. Zeker wanneer mensen niet alleen botsen op gedrag of belangen, maar op rollen, systemen of normen, kan neutraliteit een vorm van wegkijken worden.
Verbindende communicatie is dan niet altijd een oplossing. Soms wordt ze een middel om weerstand te herdefiniëren als onbegrip, of een klacht als ‘onvervulde behoefte’. Terwijl wat op tafel ligt, niet een misverstand is, maar een ervaring van ongelijkheid. Door alle signalen in relationele termen te gieten, verdwijnt de context. Het conflict wordt hervertaald in zachte taal, maar raakt intussen dieper verankerd.
Wat vraagt dit van de bemiddelaar?
Wie bemiddelt in situaties waar macht meedoet, moet bereid zijn om ook zichzelf te positioneren. Je kunt niet ‘boven’ het conflict blijven zweven. Je moet erkennen dat jouw aanwezigheid – en de manier waarop je taal gebruikt – mee vormgeeft aan het gesprek.
Dat betekent:
– de context expliciteren: Welke rollen en systemen spelen hier een rol? Wat blijft onzichtbaar?
– ongelijkheid zichtbaar maken: Niet om te veroordelen, maar om ruimte te creëren voor wat anders niet bespreekbaar is.
– framing doorbreken: Herken je waar moralisering, diskwalificatie of schuldverschuiving het gesprek ondergronds duwen?
– vertraging toelaten: Soms is het pas in de stilte, of in het aarzelen van een stem, dat waarheid voelbaar wordt.
Waarachtigheid zoeken in plaats van het gelijk verdelen
Niet elk conflict is oplosbaar. En niet elke dialoog leidt tot overeenstemming. Maar bemiddeling kan wél een ruimte zijn waar mensen zichzelf opnieuw mogen positioneren. Kwetsuren kunnen maar helen als ze eerst worden erkend. Bemiddeling kan maar slagen als de macht een legitiem middel is en geen doel dat moet worden nagestreefd.
Juist daar, in die ongemakkelijke tussenruimte, ontstaat de mogelijkheid tot beweging. Niet door te forceren, maar door aanwezig te blijven. Door conflict niet te zien als een storing, maar als een plek waar waarheid zichtbaar wordt – als je tenminste bereid bent om ze te laten spreken.