Een fenomenologische kijk op geweld
Het artikel “Towards a Relational Phenomenology of Violence” van Michael Staudigl (2013) ontwikkelt een filosofisch kader om geweld te begrijpen als een relationeel fenomeen. De auteur vertrekt vanuit de fenomenologische traditie van Husserl en Merleau-Ponty, maar breidt die uit met inzichten uit sociale theorie en cultuurfilosofie. Zijn centrale stelling is dat geweld niet alleen een fysieke handeling of een moreel probleem is, maar een wijze van betekenisgeving die onlosmakelijk verbonden is met onze lichamelijkheid, kwetsbaarheid en sociale relaties.
“Towards a Relational Phenomenology of Violence” - Michael Staudigl
Geweld en betekenis
Staudigl vertrekt van twee problemen die volgens hem veel onderzoek naar geweld vertroebelen.
Ten eerste wordt geweld vaak geëssentialiseerd: men ziet het als een vaststaand fenomeen — bijvoorbeeld als reactie, instrument of pathologie — en vergeet dat de betekenis van geweld afhankelijk is van de context waarin het voorkomt.
Ten tweede wordt geweld dat niet in zulke categorieën past, snel als zinloos beschouwd. Daardoor verdwijnt het uit beeld.
Volgens Staudigl ontstaat dit uit een foutieve scheiding tussen zin en geweld. Geweld wordt te vaak herleid tot het handelen van een autonoom subject dat bewust schade toebrengt. Wat daarbij over het hoofd wordt gezien, zijn de subtiele, “stille” vormen van geweld die ingebed zijn in sociale structuren, technologische systemen en culturele ordeningen.
Een fenomenologische methode
Om dat te vermijden stelt Staudigl een fenomenologische benadering van geweld voor. Fenomenologie onderzoekt hoe betekenis ontstaat in de ervaring zelf, niet als iets dat buiten de mens bestaat.
Hij herneemt Husserls onderscheid tussen drie lagen van betekenisvorming:
Sinngebung – het actieve toekennen van betekenis door het subject;
Sinnbildung – de passieve, vaak lichamelijke processen waardoor betekenis ontstaat;
Sinnstiftung – de historische en symbolische instellingen die betekenis stabiliseren in taal, cultuur en instituties.
Door deze lagen samen te denken, ziet Staudigl menselijk bestaan als relationeel: betekenis ontstaat tussen mensen, niet binnen een geïsoleerd bewustzijn. Het subject is dus niet autonoom, maar belichaamd en open voor anderen.
Daarom pleit hij voor een “ethische epochè”: niet het opschorten van de werkelijkheid (zoals bij Husserl), maar het tijdelijk opschorten van morele oordelen over wat “legitiem” of “illegitiem” geweld is. Zo kan men geweld onderzoeken als ervaringsfenomeen, zonder het meteen te reduceren tot juridisch of moreel discours.
De dubbele feitelijkheid van geweld
Staudigl stelt dat geweld altijd een dubbele structuur heeft: het is tegelijk affectief (lichamelijk en voelbaar) en symbolisch (betekenisdragend).
Om dat te begrijpen introduceert hij het begrip kwetsbaarheid. Geweld treft niet enkel het fysieke lichaam, maar ook de symbolische context waarin iemand zichzelf begrijpt — zijn identiteit, waardigheid en sociale erkenning.
Onze kwetsbaarheid is dus lichamelijk én sociaal. Ze wortelt in wat Merleau-Ponty intercorporaliteit noemde: het feit dat wij van meet af aan met anderen verweven zijn.
Daaruit volgt dat:
fysiek geweld altijd symbolisch geladen is (het tast ook identiteit aan);
symbolisch of structureel geweld altijd lichamelijke gevolgen heeft (zoals uitsluiting, angst of vernedering).
Geweld is dus nooit zuiver materieel of zuiver discursief, maar een proces waarin affectiviteit en symboliek elkaar doordringen.
Geweld als relationeel fenomeen
Geweld moet volgens Staudigl niet worden begrepen als een daad die één individu uitvoert tegenover een ander, maar als een tussenfenomeen (inter-phenomenon). De betekenis van geweld ontstaat tussen dader, slachtoffer en getuige.
Dat betekent ook dat de ervaring van geweld niet louter subjectief is. Ze wordt gevormd binnen bestaande sociale ordeningen — wat hij “orders of violence” noemt — die bepalen welke daden als “gewelddadig” worden herkend en welke niet.
Door geweld relationeel te denken, kan men volgens Staudigl drie dimensies onderscheiden:
de lichamelijke inbedding van geweld (we zijn belichaamde, kwetsbare wezens);
de symbolische dimensie (geweld gebruikt en vormt betekenissystemen);
de institutionele context (geweld is ingebed in sociale ordeningen die het definiëren en reproduceren).
Zo wordt duidelijk dat geweld niet de tegenpool van orde is, maar een onderdeel van sociale orde. Elke orde sluit iets uit en oefent daardoor subtiele vormen van geweld uit.
De “oorveeg”
Om zijn benadering concreet te maken analyseert Staudigl het voorbeeld van een oorveeg – een vorm van “klein geweld”.
Een klap in het gezicht lijkt banaal, maar kan verschillende betekenissen hebben afhankelijk van de context: opvoedkundig, vernederend, ritueel of disciplinair.
Fysiek is het een eenvoudige handeling, maar symbolisch kan ze iemands waardigheid aantasten of een sociale hiërarchie bevestigen.
Staudigl bespreekt drie contexten:
de pedagogische klap als zogezegd corrigerend gebaar;
de erecode waarin een klap tot een duel leidt;
de banalisering van geweld in totalitaire regimes zoals het nazisme, waar “kleine” vernederingen bijdragen aan systematische ontmenselijking.
In al deze gevallen toont de klap hoe lichamelijkheid, symboliek en sociale orde samenvallen. Ze illustreert dat zelfs “minor violence” de basis legt voor grotere structuren van overheersing en morele onverschilligheid.
Conclusie
Staudigl besluit dat een relationele fenomenologie van geweld ons helpt begrijpen hoe geweld verweven is met de manier waarop wij mens zijn.
Geweld is geen afwijking van de menselijke conditie, maar een extreme uitdrukking van onze fundamentele kwetsbaarheid en onderlinge afhankelijkheid.
Zijn benadering nodigt uit om niet te zoeken naar “de” oorzaak of “de” schuldige, maar naar de processen van betekenisgeving waarin geweld ontstaat, wordt gelegitimeerd of juist onzichtbaar gemaakt.
Daarmee verschuift de aandacht van verklaren naar verstaan: geweld wordt niet alleen iets dat we willen voorkomen, maar ook iets dat we moeten begrijpen om het moreel en politiek te kunnen hanteren.
Kort samengevat: Staudigl herdefinieert geweld als een relationeel en betekenisvol fenomeen dat ontstaat in de wisselwerking tussen lichaam, taal en samenleving. Zijn fenomenologische benadering maakt zichtbaar dat elk sociaal systeem zowel orde als geweld voortbrengt, en dat de zoektocht naar vrede niet neerkomt op het uitsluiten van geweld, maar op het zoeken naar ruimtes van minder geweld.



